Het IJsselmeer, het grootste zoetwatergebied van Europa. Nederlands grootste verblijfplaats van vogels, internationaal als Wetland erkend
en tevens Vogelrichtlijngebied, cultuurhistorisch erfgoed, een schitterend natuurgebied en... de enige nog open plek met vergezicht !
© MK-DATA 2011-2020
OUDE WEBSITE IJSSELMEERVERENIGING
1972 - 2020 - al 48 jaar !
Dijkversterking Markermeerdijk
De uitspraak van de voorzieningenrechter in de beroepsprocedure, die de
IJsselmeervereniging met de bewoners(groepen) en de Stichting Zuyderzeedijk
voert, is zowel hoopgevend als teleurstellend. HHNK mag onder voorwaarden toch
met de werkzaamheden beginnen.
Dijkversterking Markermeerdijk: geen onomkeerbare ingrepen
in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure
8 maart 2019
Soemini Kasanmoentalib
Het verzoek van de Stichting Zuyderzeedijk en de IJsselmeervereniging om schorsing van het
projectplan Versterking Markermeerdijken is door de voorzieningenrechter van de Afdeling
Bestuursrecht van de Raad van State op 1 maart 2019 afgewezen. En wel onder de strikt
geformuleerde voorwaarde dat geen onomkeerbare ingrepen zullen worden uitgevoerd voordat de
beroepsprocedure is afgerond.
Voor dit besluit van de voorzieningenrechter waren vooral de toezeggingen van het
hoogheemraadschap HHNK en de provincie Noord Holland tijdens de zitting van belang. Zij beloofden
dat de dijk ongemoeid zal blijven, met uitzondering van een strook steenbekleding, dat de
werkzaamheden overwegend buitendijks zullen plaatsvinden en geen onomkeerbaar gevolgen zullen
hebben tot de uitspraak in de bodemprocedure. De daar aanwezige Noordse steen wordt bewaard en,
als dat nodig blijkt, teruggeplaatst.” (Uitspraak, p.6) Dit laatste – tot onze tevredenheid - in
tegenstelling tot eerdere uitspraken van HHNK dat de Noordse steen slechts op drie kleine locaties
zouden terugkomen.
De Alliantie Markermeerdijken mag nu direct buitendijks
beginnen met voorbereidende werkzaamheden. Het
gaat bijvoorbeeld om het graven van vaargeulen en de
aanleg van loswallen. De voorzieningenrechter
baseerde zich daarbij op de passende beoordeling
waaruit zou blijken dat die werkzaamheden geen
gevolgen hebben voor de
instandshoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-
gebieden. Wij hebben hier vraagtekens bij gezet. In het
onderzoeksrapport van Deltares over de “pluimeffecten”
van de dijkversterking staat immers dat het niet uit te
sluiten is dat door deze werkzaamheden significant
negatieve effecten zullen optreden, die onomkeerbaar
zijn. (Projectplan, Bijlage 8.7 versie 2, juli 2017). Dit
geldt eveneens voor het opspuiten van de oeverdijk bij
Scharwoude, waarmee volgens de uitvoeringsplannen
per 1 september 2019 een begin gemaakt zal worden.
Ook met het aanbrengen van ophoogslagen bij enkele dijksegmenten mag nu worden begonnen.
Daarvoor moeten aan de buitenzijde van de dijk de stenen bekleding tot 0,5 meter boven de
waterspiegel en andere zaken die een belemmering vormen voor de verticale drainage worden
weggehaald. Het is de vraag of dat allemaal zonder schade terug te draaien is. Hierbij is de definitie
van de bestaande dijk van belang. Kennelijk gaat het alleen om het dijklichaam in heel strikte zin, maar
dat is niet expliciet gemaakt in de uitspraak.
Het gaat bij de methode van ophoogslagen om het laag na laag aanbrengen van zandpakketten, al of
niet met verticale drainage, op de meest zetting gevoelige gedeelten van de dijk. In feite wordt een
nieuwe dijk in het Markermeer aangelegd, zo begrijpen wij. Dat brengt risico’s met zich mee vanwege
de slappe ondergrond, waarvoor zowel door ons als door de deskundigen van het Expertise Netwerk
Waterveiligheid (ENW) is gewaarschuwd. Daarom hebben wij keer op keer om een risico-analyse
gevraagd van deze aanpak, zelfs in een WOB-procedure. De risico-analyse is echter niet verstrekt.
Het aanbrengen van zandpakketten is ons inziens niet toegestaan, omdat daarmee de dijk niet
ongemoeid wordt gelaten. In de uitspraak van de voorzieningenrechter is op pagina 5 te lezen dat
“Vanaf 1 juli 2019 uitvoerende werkzaamheden starten. Er wordt gestart met ophoogslagen op de
locaties waar de ondergrond volgens verweerders het slapst is, namelijk in Module 6 bij de overgang
naar Module 7, in Module 7 en in Module 15. Vanaf 1 september 2019 zal ook zand worden
opgespoten in het Markermeer ten behoeve van de oeverdijk en zullen de aanleg van een werkvloer in
de berm van de bestaande rijweg in Module 15 [….] plaatsvinden“. Bij module 15 gaat het dus ook om
werkzaamheden aan het binnentalud van de dijk.
Tijdens de zitting werden wij overvallen met de uitvoeringsplannen voor na 1 juli 2019, die verweerder
tegen het einde van de zitting inbracht en op schrift aan de rechter overhandigde. Zelf mochten wij het
stuk met onze argumenten tegen de passende beoordeling tijdens de zitting niet meer inbrengen,
omdat de tegenpartij dan niet goed geïnformeerd kan reageren. Met de uitvoeringswerkzaamheden zal
HHNK nog vóór de uitspraak in de bodemprocedure beginnen. Een uitspraak in de bodemprocedure is
volgens de voorzieningenrechter echter niet voor 2020 te verwachten. Het opspuiten van de oeverdijk
heeft volgens ons onomkeerbare gevolgen. Dit is niet te begrijpen in het licht van de uitspraak dat tot
de bodemprocedure alleen omkeerbare werkzaamheden mogen plaatsvinden.
Ondanks alle toezeggingen van omkeerbaarheid zijn we niet gelukkig met de uitspraak van de
voorzieningenrechter. Wij vrezen dat de voorbereidende, en de tijdens de zitting aangekondigde
uitvoerende werkzaamheden tot de uitspraak in de bodemprocedure onomkeerbaar zullen zijn en dat
deze nadelige gevolgen zullen hebben voor de natuur- en cultuurhistorische waarden. HHNK heeft
meer dan tien jaar over de planvorming gedaan. Dat heeft niet aan ons gelegen. Een professionele
organisatie zou de benodigde tijd voor een rechtsgang naar de Raad van State ingepland hebben
gezien de majeure ingrepen die zij gepland hebben aan deze eeuwenoude dijk. Waarom dan nu niet
de uitspraak in de bodemprocedure afgewacht over de rechtmatigheid van het project? Gezien de aard
en de complexiteit van het project heeft de voorzieningenrechter zich hier geen oordeel over kunnen
vormen.
Voor de volledige uitspraak van de Raad van State
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@114200/201810151-2-r1/
Publicatie: 11 maart 2019